29 februari 2016 – De Centrale Raad van Beroep heeft beslist dat de gemeente Den Haag weigerambtenaar Wim Pijl mocht ontslaan. Die is teleurgesteld over de uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht. Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaak een eindoordeel.
De Centrale Raad baseert het oordeel op het door de gemeente Den Haag gevoerde beleid gericht op het vergroten van de sociale acceptatie van homoseksualiteit en het tegengaan van discriminatie. De opstelling van weigerambtenaar Wim Pijl was onverenigbaar met dit beleid en met de voorbeeldfunctie die de gemeente daarbij wil vervullen.
Het ging in deze zaak om een buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand (babs) die zich in een interview in een landelijk dagblad had geprofileerd als weigerambtenaar. Hij gaf daarin te kennen geen huwelijken te sluiten van paren van gelijk geslacht. Deze opstelling is onverenigbaar met het beleid van de gemeente. De Centrale Raad is van oordeel dat hierdoor een impasse is ontstaan die het ontslag rechtvaardigt.
De weigerambtenaar had aangevoerd dat hij al actief was als buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand toen in 2007 het nieuwe beleid van de gemeente Den Haag tot stand kwam. Dit beleid heeft alleen betrekking op nieuw aan te stellen weigerambtenaren en niet op al aangestelde (zittende) weigerambtenaren. De Centrale Raad oordeelt echter dat dit niet betekent dat het ontslag daarom onrechtmatig is. Voor de vaststelling dat sprake is van een impasse in de arbeidsverhouding, is niet vereist dat die impasse het gevolg is van gevoerd beleid. Het college van burgemeester en wethouders is vrij om ten aanzien van een zich op enig moment gedurende het dienstverband voordoend feit op dát moment een standpunt daarover in te nemen. Dat is ook wat het college heeft gedaan.
Bovendien is het standpunt van het Haagse college van burgemeester en wethouders in overeenstemming met de huidige wetgeving. Na het ontslag zijn namelijk het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling gewijzigd. Deze wetswijziging biedt gemeenten de vrijheid om weigerambtenaren niet in dienst te nemen of te houden.
De Centrale Raad verwijst in de uitspraak naar het arrest van 15 januari 2013 van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) in de zaak Eweida e.a. tegen het Verenigd Koninkrijk. Daarin oordeelt het EHRM dat het ontslag van de Britse weigerambtenaar Lillian Ladele geen schending oplevert van het gestelde in de artikelen 9 (vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst) en 14 (verbod van discriminatie) van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank was van oordeel dat ook in het nationale rechtsbestel geen sprake is van een grondrechtelijk beletsel dat in de weg stond aan het ontslag van de weigerambtenaar. De Centrale Raad kan zich hierin vinden.
Wim Pijl zegt in het Reformatorisch Dagblad dat hij teleurgesteld is over het oordeel van de Centrale Raad, vooral omdat hij tijdens de zitting op 14 januari jl. juist moed gevat had. Een van de leden van de Centrale Raad probeerde volgens Pijl zich namelijk echt in zijn situatie van gewetensbezwaard trouwambtenaar in te leven. Sietse Voogt – namens de Reformatorische Maatschappelijke Unie (RMU) de advocaat van Pijl – noemt het oordeel ‘een gemiste kans’. Volgens Voogt heeft de Centrale Raad ‘de kwestie niet inhoudelijk’ beoordeelt en wordt de huidige wetgeving ‘ten onrechte van toepassing’ verklaart.
[Bronnen: Centrale Raad van Beroep – Foto van Osman Sorikaya voor COC NL]
Op deze post kun je niet reageren